Waarom windenergie?
De mensheid had al rap in de gaten dat het mogelijk was om wind om te zetten in beweging. De Egyptenaren zeilden zesduizend jaar geleden al over de Nijl. Ook de eerste windmolen stond in Egypte, in de eerste eeuw na Christus. In West-Europa werden windmolens vanaf de twaalfde eeuw grootschalig ingezet, onder meer om graan te malen, hout te zagen en water te pompen. Dat laatste gaf Nederland zelfs zijn kenmerkende polderlandschap. Maar eind achttiende eeuw werd de stoommachine uitgevonden en verdwenen de windmolens geleidelijk uit het landschap.
Windenergie
Met de opkomst van elektriciteit ontstonden ook de eerste, meestal particuliere, initiatieven om stroom op te wekken met behulp van wind. Dat was op dat moment alleen rendabel op locaties zonder stroomnet. De eerste moderne windmolen werd in 1957 gebouwd in Duitsland: een windturbine met een horizontale as, aerodynamisch gevormde glasfiber wieken met hoekverstelling en een vermogen van 100 kW.
Oliecrisis
Toen begin jaren zeventig (Club van Rome, oliecrisis) duidelijk werd dat fossiele energiebronnen niet onuitputtelijk waren en dat gezocht moest worden naar alternatieven, kwam ook windenergie volop in de belangstelling te staan. Zo werd in 1977 in Denemarken de eerste Europese megawatt-windturbine gebouwd. In de jaren daarna begonnen verschillende landen met het op grotere schaal opwekken van windenergie. Begin jaren negentig waren windturbines wereldwijd goed voor een vermogen van 2 gigawatt, in 2003 was dit al gegroeid tot 31 gigawatt. De opmars van windenergie zou ook in de jaren daarna niet stoppen. In 2019 stond wereldwijd 650 gigawatt aan windenergie opgesteld, een toename van twintig procent vergeleken met het jaar daarvoor die met name was toe te schrijven aan China, de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, India en Spanje. De grootste capaciteit windenergie staat in China, de VS, Duitsland, India en Spanje.