Waarom?Het hebben van bovengrondse opslaginstallaties vraagt om een zorgplicht. Dit ter voorkoming van gevaarlijke situaties voor mens en milieu. Preventie is hierbij de drijfveer, het kunnen bestrijden van een brand is een repressief proces en is noodzakelijk voor dit soort opslaginstallaties. Het hebben van een bedrijfszeker brandbestrijdingssysteem maakt dus onderdeel uit van deze zorgplicht. Het bedrijfszeker houden van brandbestrijdingssystemen is een uitdaging, ze worden slechts zelden gebruikt. Borging van het beheer van deze brandbestrijdingssystemen is dus een vereiste.
De veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond heeft op basis hiervan het instrument (ITO) Inspecteren, Testen en Onderhouden van brandbeveiligingsvoorzieningen ontwikkeld. Dit vraagt om een gestructureerde manier van beheer bij de eigenaren van bovengrondse opslaginstallaties en maakt het voor de veiligheidsregio mogelijk om gestructureerd toezicht te kunnen toepassen.
Wat?Wat moet de procesborging van dit beheersinstrument voor continuïteit opleveren:
De toepassing van internationale normen binnen dit beheersinstrument maakt het mogelijk om het ook buiten Nederland toe te passen.
Hoe?Door branchepartijen is samen met Kiwa een processchema ontwikkeld waarin er eisen zijn gesteld aan het proces en de belanghebbenden die verantwoordelijk zijn.
In dit certificatieschema zijn eisen opgenomen die door Kiwa worden gehanteerd bij de behandeling van een aanvraag en de instandhouding van een certificaat “Inspecteren, Testen en Onderhouden (ITO) van brandbeveiligingsvoorzieningen”. Dit ITO certificaat kan verkregen worden door de partij (certificaathouder) die dit certificaat toepast binnen zijn eigen omgeving of de partij die supervisie houdt op de toepassing hiervan. Het ITO - proces dat gehanteerd wordt, geeft invulling aan een beheerssysteem voor vergunningshouders, die onder andere moeten voldoen aan het Besluit risico's zware ongevallen (BRZO) en/of PGS 29 - “Richtlijn voor bovengrondse opslag van brandbare vloeistoffen in verticale cilindrische tanks”.
Het ITO – proces past binnen de managementsystemen, die invulling geven aan de Plan – Do – Check – Act – cyclus binnen de volgende normen:
In het ITO – proces is het de verantwoordelijkheid van de eigenaar en/of vergunninghouder om alle relevante eisen te beheren, deze eisen zijn afkomstig van:
De vergunninghouder is verantwoordelijk om al deze basis-ontwerpeisen betreffende de brandveiligheidsvoorzieningen om te zetten in een brandveiligheidsbeheerssysteem. Dit is de start van de plan-fase, waarbij de vergunninghouder de partij is die deze eisen moet aanleveren aan certificaathouder die al deze eisen moet opnemen in het beheerssysteem. In dit beheerssysteem moet op componentniveau inzichtelijk gemaakt worden, wanneer een component geïnspecteerd, getest en onderhouden moeten worden door wie en waarom. Door het vullen van al deze onderdelen in het beheerssysteem wordt het detailontwerp van het ITO – plan gerealiseerd. Dit is dus het tweede deel van de Plan-fase en is de verantwoordelijkheid van de certificaathouder.
In de Do-fase moet op basis van dit ITO-plan sturing gegeven worden aan de tijdigheid van acties, de registraties van de uitvoering van de activiteiten in het plan en de resultaten van deze activiteiten.
In de Check-fase moeten de resultaten geëvalueerd worden en daar waar nodig wordt er ook sturing gegeven aan eventuele herstelacties of corrigerende maatregelen op componentniveau in de Act-fase. Het beheerssysteem moet voor de vergunninghouder een instrument zijn, waarin de eisen vertaald worden in acties, inzicht en overzicht in het verloop van de acties en eventuele vervolgacties die tot herstel moeten leiden. De vergunninghouder heeft hierdoor een managementdashboard voor het beheer en onderhoud van brandveiligheidsvoorzieningen op componentniveau. Bij de uitvoering van certificatiewerkzaamheden is Kiwa gebonden aan de eisen, als opgenomen in ISO17065 “Conformiteitsbeoordeling - Vereisten voor instanties die producten, processen en diensten certificeren“. Binnen brandveiligheid zijn in de basis 3 procesonderdelen te onderscheiden die de functionele en prestatie-eisen weergegeven, te weten:
Het toepassingsgebied van het schema is als volgt gedefinieerd:
Deze dienst kan van toepassing zijn binnen de omgevingsvergunningen of gebruiksmeldingen van de opdrachtgever van de certificaathouder. De doelen van de dienst zijn:
Partijen in deze dienst zijn;