De af te geven kwaliteitsverklaring wordt aangeduid als KOMO® productcertificaat dan wel een KOMO® attest met productcertificaat. Inhoudelijk is deze beoordelingsrichtlijn afgestemd op NEN-EN 197-1 of NEN-EN 197-5 en NEN-EN 197-2.
Inhoud beoordelingsrichtlijn 2601
Deze beoordelingsrichtlijn is van toepassing voor:
- Een producent van cement (inclusief eventuele depots).
- Een overslagstation welke daarmee het recht verkrijgt om het onder KOMO-certificatiemerk toegeleverde cement eveneens onder het KOMO-certificatiemerk op de markt te brengen
De af te geven kwaliteitsverklaring wordt aangeduid als KOMO® productcertificaat dan wel een KOMO® attest met productcertificaat.
Inhoudelijk is deze beoordelingsrichtlijn afgestemd op NEN-EN 197-1 of NEN-EN 197-5 en NEN-EN 197-2.
Ten opzichte van de systematiek vastgelegd in NEN-EN 197-1 of de NEN-EN 197-5 gelden aanvullende verplichtingen:
- Verificatielaboratoria dienen deel te nemen aan een ringonderzoek waaruit moet blijken dat de resultaten van de kwaliteitscontrole voldoende betrouwbaar zijn.
- Door de certificatie-instelling vinden externe controles plaats op de producent en het door hem geproduceerde cement.
Resultaten die zijn verkregen in het kader van de beoordeling van de producent en de producten ten behoeve van de CE-markering van cement kunnen mede gebruikt worden voor de beoordeling.
Voor wie is de BRL 2601 bedoeld?
Producenten van cement.
Wanneer is de BRL 2601 nodig?
Voor het leveren van cement met een KOMO® productcertificaat dan wel een KOMO® attest met productcertificaat.
Processtappen
Toelatingsonderzoek
Het toelatingsonderzoek wordt gestart na ontvangst van een schriftelijke aanvraag. Het toelatingsonderzoek bestaat uit een initiële beoordeling en monstername.
Initiële beoordeling van een productielocatie
Een team van de certificatie-instelling beoordeelt het bedrijf en het kwaliteitssysteem. Van te certificeren cement(en) zal tijdens de initiële beoordeling monster(s) worden getrokken en voor onderzoek worden aangeboden aan zowel het verificatielaboratorium als het bedrijfslaboratorium.
Afgifte van een certificaat met een geldigheidsduur van vier maanden
Nadat aangetoond is dat wordt voldaan aan de gestelde eisen zal een certificaat worden afgegeven met een geldigheidsduur van vier maanden. Direct na afgifte van dit certificaat, dan wel zoveel eerder als mogelijk, begint de controleperiode.
Stageperiode
Gedurende de stageperiode van drie maanden moet de producent de autocontrole uitvoeren volgens de bepalingen van de BRL. De minimale frequentie van monsterneming en onderzoek wordt gegeven in NEN-EN 197-1 of de NEN-EN 197-5. In de stageperiode worden door de certificatie-instelling drie aanvullende monsters per te certificeren cement genomen.
Afgifte certificaat
Indien na afloop van de controleperiode blijkt dat wordt voldaan aan de gestelde eisen en voorwaarden zal een certificaat worden afgegeven met een onbeperkte geldigheidsduur.
Audits en inspectiebezoeken
Eenmaal per jaar wordt een aangekondigde audit van het kwaliteitssysteem uitgevoerd en tweemaal per jaar worden onaangekondigde inspectiebezoeken aan de productielocatie gebracht, waarbij onder meer worden gecontroleerd:
- de procescontrole;
- de interne kwaliteitscontrole;
- laboratorium;
- de procesbeheersing, waaronder de beoordeling van het meestoken.
Indien de producent gebruik maakt van opslag buiten de productielocatie (depot) zal dit depot en de bedrijfsvoering daarvan twee keer per jaar worden beoordeeld.
Uitbreiding van het aantal gecertificeerde cementen
Indien een productielocatie reeds beschikt over het KOMO® certificaat dan wel KOMO® attest en een nieuw cement ter certificatie aanbiedt, zal de certificatie- instelling bepalen of een aanvullende beoordeling van installaties en/of het laboratorium en het kwaliteitssysteem noodzakelijk is.